EP25: Cybernetica, of het einde van filosofie

cybernetica
In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog werd in New York de eerste van een serie bijeenkomsten gehouden die, uit respect voor de geldschietende stichting, de geschiedenis in zouden gaan onder de naam The Macy Conferences. Doel van deze conferenties was verschillende onderwerpen vanuit een interdisciplinair perspectief te onderzoeken. Eén van deze onderwerpen betrof de general science of the workings of the human mind; de conferenties hierover zijn gezamenlijk bekend geworden onder de naam Macy Conferences on Cybernetics.

De Macy Conferences on Cybernetics vonden tussen 1946 en 1954 jaarlijks plaats. Grote namen zoals Claude Shannon, John von Neumann, Norbert Wiener of Joseph Licklider waren hier meer dan eens bij aanwezig, en het was hun gezamenlijke overtuiging dat deze samenwerking zou leiden tot een algemene theorie van communicatie en informatieverwerking die zou gelden voor mensen, dieren en machines. Het was Wiener die cybernetica introduceerde als overkoepelende term voor het onderwerp waar zij zich mee bezighielden. Cybernetica, van het Griekse κυβερνητική, betekent zo veel als ‘stuurman’ of ‘bestuurder’; het was Wieners idee dat de theorie die tijdens deze samenwerking tot stand zou komen inzicht zou geven in de manier waarop mensen, dieren en machines bestuurd worden.

Drie belangrijke ontwikkelingen vormden de basis voor deze conferenties (cf. Hayles 1999, p.7). Allereerst het werk van Alan Turing, die tijdens de Tweede Wereldoorlog had aangetoond dat een machine gebouwd kon worden die in staat was activiteiten te ontplooien die mensen tot de hoogste intellectuele arbeid rekenden. Behalve het daadwerkelijk bouwen van een dergelijke machine, had Turing ook aangetoond dat elk probleem waar een algoritmische oplossing voor bestaat op deze manier kon worden opgelost.

Voor deze discussie is het van belang dat de tape van de Turing machine gegevens bevat op basis waarvan de machine als geheel in een andere status kan komen. Over het algemeen wordt dit geïnterpreteerd als dat de tape de informatie bevat op grond waarvan de machine beslissingen neemt over de volgende stap die hij moet zetten.

Rond diezelfde tijd, en geïnspireerd op Turings werk, ontstond een beeld van de werking van zenuwcellen en het menselijk brein. De gedachte was dat zenuwcellen, of conglomeraten van zenuwcellen, op basis van een bepaalde input een beslissing namen over de gewenste volgende status van het organisme. Op deze manier zouden deze cellen een interne representatie vormen van de wereld om zich heen, op een vergelijkbare manier waarop een watt-governor een representatie is van de luchtdruk in de stoomketel.

Centrifugal_governorDeze twee ontwikkelingen waren beide geïnspireerd door de loskoppeling van informatie van zijn materiële drager en versterkten op hun beurt dit proces (zie ook deze blog). Dit leidde ertoe dat de wereld in toenemende mate gezien werd als de tape van de Turing machine en het brein als de kop met instructieset. Al bij de eerste Macy Conference argumenteerden Von Neumann en Wiener dat het hun ging om informatie; informatie die geïnformeerde beslissingen mogelijk maakt:

The fundamental idea is the message… and the fundamental element of the message is the decision.(op.cit., p.52)

Het argument dat bij de Macy Conferences naar voren kwam, lijkt dan als volgt te gaan: organismen moeten geïnformeerde beslissingen nemen. Systemen die op basis van dezelfde informatie dezelfde beslissingen nemen, zijn qua informationeel systeem gelijkwaardig. Omdat informatie onafhankelijk is van zijn materiële drager, maakt het niet uit of de beslissing belichaamd is door telegraafkabels of zenuwcellen. Mensen kunnen machines maken die op basis van informatie beslissingen nemen. Het bouwen en bestuderen van dergelijke machines leert ons iets over hoe het verwerken van informatie in zijn werk gaat; en wat we daarvan leren geldt voor alle informatieverwerkende systemen. En ook de mens is uiteindelijk een informatieverwerkend systeem.

het einde van de filosofie
In een postuum verschenen interview met Der Spiegel uit 1966 spreekt Heidegger onder andere over de alomtegenwoordigheid van de techniek in de moderne samenleving. De planetaire greep van de techniek, zo stelt hij, vereist van ons mensen dat we bij onszelf te rade gaan op welke manier we daarmee om moeten gaan. Momenteel, althans in 1966, gaan we er nog van uit dat de techniek een werktuig is in handen van de mens; maar de hedendaagse techniek heeft niets met werktuigen van doen. De techniek functioneert en in dit functioneren zet het aan tot verder functioneren, wat, volgens Heidegger, een steeds verdergaande ontworteling van de mens tot gevolg heeft. We moeten een nieuwe samenlevingsvorm bedenken om hiermee in het reine te komen:

[Juist] de technische staat beantwoordt het minst aan de door het wezen van de techniek bepaalde wereld en maatschappij. De technische staat zou de meest onderworpen en blinde knecht zijn tegenover de macht van de techniek. (Heidegger 2002, p.49)

Maar hoe kunnen we een dergelijke nieuwe staat tot stand laten komen? In vroeger tijden waren het met name de filosofen die – indirect – grote invloed hadden op de vorm en richting van de samenleving. Kant, Hegel, Nietzsche en vooral Marx hebben aanwijsbaar indirect grote invloed gehad op de samenlevingen van de voorbije twee eeuwen. Maar in de moderne tijd, zo stelt Heidegger, is die rol van de filosofie uitgespeeld.

Heidegger: De rol van de vroegere filosofie is nu door de wetenschappen overgenomen. […] De filosofie lost zich op in afzonderlijke wetenschappen: de psychologie, de logica, de politicologie.
Spiegel: En wie neemt nu de plaats van de filosofie in?
Heidegger: de cybernetica. (op.cit., pp.52-53)

conclusie
Cybernetica, de wetenschap die zich bezighoudt met de manier waarop intelligente informatieverwerkende systemen zichzelf besturen, neemt de rol van de filosofie over; in de zin dat zij verantwoordelijk wordt gehouden voor het formuleren van en nadenken over samenlevingsvormen die beantwoorden aan de planetaire greep van de techniek. Het belang dat heden ten dage aan het voorvoegsel ‘cyber’ wordt toegekend, lijkt dit punt wel enigszins kracht bij te zetten.

Verder lezen:
Heidegger, M. (2002[1966]), Alleen een god kan ons redden. Martin Heidegger in gesprek met Der Spiegel. Kampen: uitgeverij Klement,
Hayles, N.K. (1999), How we became posthuman. Virtual bodies, literature, and informatics. Chicago UP.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *