EP20: De mens als nee-zegger

Odysseus
Wanneer Odysseus zich aan de mast van zijn schip vastbindt teneinde onaangedaan de sirenen te kunnen passeren, gebruikt hij een intelligente list om hun verleidende schoonheid en gezang te kunnen waarnemen en tegelijkertijd te kunnen weerstaan. De touwen die hem aan de mast ketenen, beteugelen zijn driftmatige wens om gehoor te geven aan de verlokkingen en zorgen er voor dat zijn levenskracht niet door hen wordt opgezogen. Zó sterk was de list van Odysseus dat na zijn succesvolle passage de sirenen hun magische krachten verloren en zij in rotsblokken veranderden. Door zijn driften op een dergelijke listige manier te beteugelen, heeft hij het gevaar van de sirenen – ook voor hen die na hem kwamen – teniet gedaan.

Odysseus volgens Waterhouse

Odysseus volgens Waterhouse

Omdat hij zo’n list gebruikt wordt Odysseus door Theodor Adorno gezien als de eerste verlichte mens. Net als Odysseus gebruikt de verlichte mens zijn intelligentie om de aantrekkingskracht en het gevaar van de wilde natuur te beteugelen, inzichtelijk te maken en uiteindelijk te ontmantelen. Hij gebruikt listen om te voorkomen dat hij zich in het object verliest – dat zijn levenskracht (in het geval van de sirenen letterlijk) teloorgaat in het object van zijn bewondering. De lust en de vreugde van de verlichte mens worden altijd door een list bemiddeld.

De mens als nee-zegger
Door deze listige mediatie lijkt de mens zijn dierlijke natuur te verloochenen. Net als alle dieren heeft ook de mens een driftmatige neiging om direct te reageren op de situatie die zich in zijn omgeving voordoet. Het dier kan niet anders dan zich laten meeslepen door zijn natuurlijke, genetisch vastgelegde driftpatronen die volledig zijn afgestemd op het milieu dat deze patronen in hem opwekt. Maar daarenboven heeft de mens ook nog de touwen waarmee hij zich aan een mast vastbindt en waarmee hij zichzelf in staat stelt dit milieu, deze omgeving aan een afstandelijke, analytische blik te onderwerpen.

Het jezelf vastbinden aan de mast van de rationaliteit is traditioneel de taak van beschaving en van opvoeding. Bij het kind zijn het nog overwegend de dierlijke driften die zijn dagelijkse omgang met de wereld bepalen: nu eten, nu slapen. Naarmate de opvoeding vordert wordt ons geleerd om nee te zeggen tegen de onmiddellijke verlokkingen van de omgeving. Dit kan zowel een absoluut nee zijn (bijvoorbeeld waar het gaat om culturele verboden), of het opschorten van een ja (bijvoorbeeld nu nee zeggen om een in de toekomst gepland doel te kunnen verwezenlijken). Voor iemand als Max Scheler was het nee kunnen zeggen een fundamentele eigenschap van de mens: de mens is geconstitueerd als driftverdringer, als nee-zegger.

Het innerlijk conflict
Dit dubbelzinnige karakter van de mens is volgens Freud de bron van neuroses en frustraties. Het conflict tussen het lustprincipe en het realiteitsprincipe: tussen de driften die uit zijn op zo vlug mogelijke bevrediging en de eisen van de ‘realiteit’ die de mens dwingen tot uitstel of zelfs afzien van zo’n bevrediging. Het neurotische of gefrustreerde gedrag is dan, volgens hem, de manifestatie van de onderdrukte driften die toch proberen tevoorschijn te komen.

Een mogelijke positieve uitweg uit dit interne conflict is volgens Freud gelegen in de kunst. Zowel de creatie van de kunst als het genot dat de toeschouwer hieraan beleeft wijzen er op dat er voor de mens, zo niet een uitweg, dan toch een verlichting mogelijk is van de neurose. Kunst getuigt ervan dat het conflictueuze karakter van het onbewuste driftleven niet per se neurotische effecten hoeft voort te brengen.

Ook voor Nietzsche ligt dit conflict aan de grond van zijn mensbeeld. Volgens hem heeft de westerse cultuur, geïnspireerd door het Christendom, het nee-zeggen tegen de driften gecultiveerd en als hoogst haalbare gedefinieerd. Maar hiermee doet de cultuur onrecht aan het leven. Voor Nietzsche is de mens fundamenteel juist een ja-zegger. Voor hem komt dit nog het duidelijkst naar voren in de Griekse tragedies. De afgronden en problemen waar de helden mee te maken krijgen worden hierin niet gespeeld vanuit een soort (Christelijke) afkeer van het leven, maar juist vanuit een surplus aan kracht waarmee het leven zich aan de eigen ondergang meet. De Griekse geest is de geest die niet zomaar zichzelf zeker wil stellen: hij wil vooral alles beamen, alles omarmen, tot en met de eigen afgrond.

De ondernemer en het subject
Terwijl de cultuur en de beschaving onze driften aan de mast probeert vast te binden, meent Peter Sloterdijk dat het moderne subject juist ontstaan is door zijn bevrijdingen uit deze remmingen. Voor hem is het juist de handeling, de directe reactie op de omgeving die de moderne subjectiviteit mogelijk heeft gemaakt. Niet per se driftmatig of irrationeel, maar wel ongeremd en impulsief, wel passioneel.

Na het verbleken van de grote ideologieën, na de dood van God, is het juist de ontremming die de dienst uitmaakt. Van mensen wordt verwacht dat ze iets gaan doen, dat ze actie ondernemen om zo zichzelf te manifesteren. De stuwende kracht daarachter is in eerste instantie innovatie, maar meer recentelijk is die rol overgenomen door de beleving, de pret. Het vrije subject, dat gepassioneerd dingen onderneemt: de ondernemer.

De moderne mens, die voor hem overigens al rond vijftienhonderd ten tonele verschijnt, is juist de persoon die de touwen iets laat vieren en zich gepassioneerd tot de sirenen richt om te kijken of daar iets te beleven valt.

Verder lezen
Adorno, T. en M. Horkheimer (2007), Dialectiek van de verlichting. Amsterdam: Boom. Vertaling uit het Duits door Mark van Nieuwstadt.
Blans, B. en S. Lijmbach (red.)(1996), Heidegger en de wereld van het dier. Assen: Van Gorcum.
Scheler, M. (1923), Wesen und Formen der Sympathie. Paderborn: Salzwasser Verlag.
Sloterdijk, P. (2006), Het Kristalpaleis. Een filosofie van de globalisering. Amsterdam: SUN. Vertaling uit het Duits door Hans Driessen.
Veire, F. vande, (2011), Als in een donkere spiegel. De kunst in de moderne filosofie. Amsterdam: Boom.

Comments (1)

  1. bart

    Frans de Waal leert ons dat onze naaste evolutionaire familieleden, de Bonobo, ook empathie en medelijden kennen en ook hun directe wensen en lusten kunnen onderdrukken om een ander, verder in de toekomst gelegen doel te bereiken. Zie zijn De bonobo en de tien geboden.
    Ik dank Alejandra Wah voor dit inzicht.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *