EP45: Wereld en Aarde 1 – Miranda

De oesterbank
De enige mobiele periode in het leven van een oester is wanneer hij een larve is. Wanneer deze tot rijping is gekomen, wordt hij door de moederoester uitgestoten en door waterstromen meegevoerd, totdat hij weer aan iets vast komt te zitten – een stuk steen bijvoorbeeld, of dikwijls een andere oester. Vanaf dat moment filtert hij zand en mineralen uit het water om zijn vlees en zijn schelp te laten groeien. De vorm en grootte van de oester worden hierdoor net zozeer bepaald door de directe omgeving als door het genetische bouwplan: een oester op een platte steen is gelijkmatiger van vorm dan een groepje oesters die bij elkaar. Gedurende hun leven groeien de oester met en tegen elkaar, zonder vooropgezet plan, door gebruik te maken van reeds aanwezige structuren en op hun beurt dergelijke structuren te creëren – een organisch fenomeen dat als oesterbank bekend staat.

Ik moest aan deze manier van ‘habitat-creatie’ denken toen we in juli een week in het dorpje Miranda verbleven – een dorpje dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan rondom een vooruitgeschoven waarnemingspost van de stad Terni in Umbrië. Net als bij de oesterbank waren ook hier de woningen zonder vooropgezet dorpsplan gebouwd, waarbij de reeds bestaande structuren hun architectuur in grote mate bepaalden. Rond het jaar duizend werd hier op een hoge vooruitstekende rots een hoge toren geplaatst, waar in de loop der tijd woningen omheen werden gebouwd – woningen die op en onder elkaar gebouwd werden, met de rots als uiteindelijke dragende fundering. Eén van de wanden van de woning die wij hadden gehuurd was ook  een stuk van de rots, waar op en waar omheen de overige muren waren gemetseld – een bouwwijze die zich goed laat illustreren aan de hand van de dorpspoort.

Dorpspoort Miranda

De dorpspoort van Miranda, met links een detailfoto. Hier is duidelijk te zien hoe deze poort op de rots rust.

Gezamenlijk leken de woningen een materiële weerslag van de geschiedenis van Miranda te vormen. De toren op het hoogste punt van de rots met hieromheen uitgewaaierd de woningen – de oudste het dichtst bij de toren, de jongere wat verder weg. Door het dorp lopend kon je je voorstellen dat de vroegere wachters van de toren hun gezinnen lieten overkomen en voor hen een klein huisje bouwden. Hun kinderen en verdere familie bouwden hier weer huizen omheen, wat uiteindelijk weer voldoende reden bood voor bakkers en andere neringdoenden om op hun beurt hun winkels hier omheen te bouwen. Miranda is aldus op een organische manier, in een dialoog tussen de woningen en de bewoners, op de rots gegroeid. Het dorp is een conglomeraat dat  in de loop van ruim tien eeuwen is ontstaan door mensen die daar meer of minder toevallig zijn neergestreken en de grondstoffen uit de directe omgeving hebben gebruikt om hun woningen toe te voegen aan het al bestaande geheel – zoals de oesterlarven gedreven door de waterstroom neerstrijken op een plek op de oesterbank.

De dorpelingen van Miranda bewonen de rots, maar niet zonder daar bouwwerken op gebouwd te hebben. Het zijn deze bouwwerken die de rots bewoonbaar maken waardoor het dorp het dorp is en de bewoners een gemeenschap vormen, die onder andere tot uiting komt in de onderlinge gebruiken en gewoonten binnen en de verhalen die men elkaar hier vertelt. Miranda is een ander dorp dan het nabijgelegen Stroncone en beide verschillen weer van de stad Terni. Hoewel ze dezelfde taal spreken zal een inwoner van Miranda zich vooral in Miranda thuis voelen; doordat hij de verhalen en de gebruiken van het dorp kent, kent hij de betekenis van de straten en de huizen, of de bar die door de plaatselijke pro loco wordt onderhouden. Zoals in het gedicht Ursus Minor van JP Rawie:

Ik heb de straten en de stegen
waarvan ik elke tegel weet
om jouwentwille liefgekregen
en met betekenis bekleed.

miranda1

Overzicht van Miranda gezien vanaf de zuidkant. Het is duidelijk te zien hoe de woningen op de rots zijn gebouwd en hoe ze van elkaar afhankelijk zijn.

miranda2

Foto vanaf een straat in Miranda. Hier komt duidelijk naar voren hoe de woningen aan en over elkaar heen gebouwd zijn.

Wereld en aarde
In de periode dat wij in Miranda verbleven, verbaasden we ons over de architectuur; we verwonderden ons om het uitzicht en bespraken de lokale gewoonten en gebruiken met elkaar en met enkele dorpelingen. Het dorp drong zich als het ware als dorp aan op ons. We moesten dan ook een beetje zoeken naar de juiste activiteiten die we konden ontplooien en de dingen die we wel en niet moesten doen. De bekendheid met het dorp die de dorpsbewoner zelf heeft, stelt hem in staat zijn activiteiten te ontplooien zonder zich te bekommeren om de vraag wat iets is, hoe iets moet, of hoe iets hoort. Zijn bekendheid met het dorp opent voor hem allerlei mogelijkheden die hij elders waarschijnlijk niet had gehad of niet had ervaren. Voor hem, als lid van de historische dorpsgemeenschap, vormt het dorp zijn wereld – een wereld die geopend wordt door de bouwwerken van Miranda.

In Der Ursprung der Kunstwerkes gaat Heidegger in op dit begrip van wereld en brengt hij een onderscheid aan tussen wereld en aarde. Al in Sein und Zeit heeft hij het fenomeen van wereld geanalyseerd als een betekenissamenhang (Bewandtniszusammenhang, GDP, p.233): een betekenisvol netwerk waarmee we ons direct en onmiddellijk vertrouwd voelen. De wereld is altijd op de achtergrond aanwezig als primaire mogelijkheidsvoorwaarde voor handelen en betekenis überhaupt (vgl. Dreyfus 1991, pp.91-99). Julian Young geeft hier een goede omschrijving van:

World is the background, and usually unnoticed understanding which determines for the members of an historical culture what, for them, fundamentally, there is. It constitutes, as it were, the entry condition, the ground plan, the being of beings, which something must satisfy in order to show up as a being in the world in question. (Young 2001, p.23)

Fundamenteel aan de wereld zijn de gebouwen die voor een gemeenschap van betekenis zijn. Dit zijn uiteraard allereerst de tempels en andere heiligdommen (Heideggers eigen voorbeeld), maar (zoals we hebben gezien) ook aan straten, stegen of woningen kan veel belang worden gehecht. Een woning, zo kunnen we Heidegger parafraseren, verzamelt om zich heen de banen en betrekkingen van de lotgevallen van een menselijk wezen.

De heersende weidsheid van die open betrekkingen is de wereld van dit historische volk. Pas vanuit en binnen die weidsheid wordt het op zichzelf teruggeworpen om zijn bestemming te volbrengen. Zo staat het daar, het bouwwerk, en rust op de rotsgrond. (§§2/9/2.10: OK54/Hw28)

De rotsgrond, waarop het bouwwerk rust en die in Miranda zo duidelijk zichtbaar was, is datgene waarop en waarin de mens zijn wonen rondvest. Dit wordt door Heidegger met ‘aarde’ aangeduid. Hij bedoelt hier evenwel niet eenvoudig de grondstoffen van de huizen mee, noch de planeet zelf. De rots is meer dan louter materiaal (Visser 2014, p.155): het huis in Miranda is niet gemaakt uit steen, maar uit de stenen opgetrokken. Aarde is datgene waarop door het openen van de wereld juist de aandacht wordt gevestigd. Het stuk rots dat in ons huis in Miranda als muur fungeerde viel ons op als rots, juist omdat er een huis op gegrondvest was. Door het openen van een wereld brengt het bouwwerk de aarde letterlijk tot stand: het werk laat de aarde de aarde zijn (§2.19: OK59/Hw32).

Met de introductie van de term ‘aarde’ – en de oppositie tussen wereld en aarde – probeert Heidegger het traditionele hiërarchische subject-objectdenken te omzeilen. Die traditie spreekt over dingen als gevormde stof (er zit steen in het bouwwerk). Heidegger draait dit om, door te stellen dat het bouwwerk in de steen zit, of het gedicht in de klank (§1.12: OK35/Hw9). Op deze manier krijgt de stof een heel eigen zwaarte en wordt onze aandacht gevestigd op het onderscheid tussen wereld en aarde dat maakt dat de dingen kunnen zijn wat ze zijn – een speelruimte die maakt dat een dorp als Miranda tevoorschijn kan komen, zoals ook een oesterbank net onder de vloedlijn tevoorschijn komt.

Tenslotte
Het historische volk, het bouwwerk en de rotsgrond: al deze elementen kwamen terug toen ik met een negentig jaar oude inwoner van Miranda sprak. Na de tweede wereldoorlog had hij enige jaren in de Belgische mijnen gewerkt, maar woonde sinds het eind van de jaren vijftig in Miranda en was daar – in zijn eigen woorden – ‘volledig mee vergroeid’. Zijn kinderen en kleinkinderen waren in Miranda geboren en woonden nog steeds daar. Op de foto die ik van hem maakte zien we een vriendelijke oude man, die de groeven van zijn historie op zijn gezicht heeft staan. Achter hem een muur van een woning, opgetrokken uit stenen die in de buurt gedolven en gehouwen zijn en die met cement, dat eveneens gemaakt is uit grondstoffen van de nabije omgeving, bij elkaar gehouden worden. We staan op een plaveisel dat niet veel meer is dan wat opvulling van de al te grote gaten in de rots.

oude_man

Literatuur en siglia
Dreyfus, H. 1991, Being-in-the-World. A commentary on Heidegger’s Being and Time, Division I. MIT Press.
Young, J., 2001, Heidegger’s Philosophy of Art. Cambridge.
Visser, G., 2014, Heideggers vraag naar de techniek: een commentaar. VanTilt.

GDP: Die Grundprobleme der Phänomenologie. Vittorio Klostermann 2005
OK: De oorsprong van het kunstwerk. Boom kleine klassieken.
Hw: Holzwege. Vittorio Klostermann 1994

 

Comments (1)

  1. Pingback: Aarde en Wereld 2: Wonen | Over kunst, filosofie en techniek

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *