EP36: afscheid van een woning

Sinds 1 november woon ik formeel in Sneek. Hoewel dit meer een formalisering is van een status quo die al een ruim jaar bestaat, had ik tot die datum nog de beschikking over een appartement aan de Moesstraat in Groningen, waar ik de voorbije zes jaar met veel plezier heb gewoond (ik huurde het appartement sinds 1 november 2009, maar de laatste anderhalf jaar was ik daar maar twee, drie keer in de week). Dit betrof een huurappartement en ik had van de verhurende makelaar de opdracht gekregen muren te schilderen, gaten te dichten en tapijt te verwijderen – feitelijk om het appartement minder ingericht op te leveren dan ik het had aangetroffen. Mocht ik in dezen in gebreke blijven, dan zouden ze het professioneel laten doen en mij de rekening daarvan laten betalen. Voor mij vormde dit een voldoende financiële prikkel om dit naar eer en geweten te doen.

Nadat ik het grootste deel van de inboedel uit het appartement had verwijderd, toog ik halverwege de herfstvakantie met enige tegenzin aan het werk. Niet dat ik een hekel heb aan klussen, maar de diversiteit van de werkzaamheden, de relatieve dwangmatigheid die er achter stak en de strakke deadline die ik mijzelf (overigens in overleg met de makelaar) had opgelegd zorgden er gezamenlijk voor dat ik in het klussen minder plezier had dan gebruikelijk. Maar tijdens het klussen ervoer ik steeds meer dat ik bezig was met een louterend afscheidsritueel; met het voor mij onbewoonbaar maken van de woning, het uitwissen van de persoonlijke band met deze ruimte en die beschikbaar stellen voor een volgende bewoner.

Ruimte die tevoorschijn komt. Links een ingerichte kamer in een woning, rechts de lege ruimte.

Figuur 1: ruimte die tevoorschijn komt. Links een ingerichte kamer in een woning, rechts de lege ruimte.

Al eerder heb ik opgemerkt dat het bewonen van een plek samenhangt met het persoonlijke binding die je met die plek hebt. Een lege homogene ruimte komt – letterlijk – tot stand door de dingen die in die ruimte gebeuren, zowel de fysieke objecten die in die ruimte staan als de gebeurtenissen die daar plaatsvinden. Dankzij deze objecten en deze herinneringen verandert de algemene homogene ruimte in een bepaalde plek waar we een persoonlijke binding mee hebben. De plek waar we wonen is, zeker in de traditionele zin van het woord, nooit zomaar een plek in een algemene ruimte. Je zou onze woning als de tertiaire retentie van onze “meest gelokaliseerde menselijke praktijk” kunnen beschouwen. De spullen waar we aan gehecht zijn, de plaatsen waar we iets meemaakten, de heel specifieke mankementen of ‘gebruiksaanwijzingen’ van het gebouw, de tradities en gewoonten die hiermee verbonden zijn – stuk voor stuk voorbeelden van de persoonlijke verbondenheid die we met deze specifieke plek voelen en waardoor deze plek anders is dan alle andere plekken op wereld.

De bewoner en de woning zijn, kortom, niet twee tegenover elkaar staande entiteiten. De woning komt pas tevoorschijn doordat er iemand woont – en omgekeerd kan een mens pas bewoner zijn juist door deze verbintenis aan te gaan. Tussen bewoner en woning ontstaat als het ware een resonantieruimte waarbinnen zij tot elkaar spreken en elkaar aanspreken – iets wat in Heideggers analyse van het bouwen Geviert genoemd wordt: een samenspraak tussen Hemel en Aarde en Goden en Stervelingen. Alleen de bewoner begrijpt de woning en brengt daardoor en daarom het nodige respect op waardoor de woning ook daadwerkelijk een woning kan zijn. De bewoner heeft geen louter afstandelijke rationele verhouding tot zijn woning: zij vormen samen een betekenisvol geheel die voor een bezoeker, zelfs als dat een goede vriend betreft, bevreemdend, irritant of zelfs beangstigend kan zijn.

Hetzelfde verschijnen van de ruimte vanuit een ander perspectief.

Figuur 2: hetzelfde verschijnen van de ruimte vanuit een ander perspectief.

In de vijf jaar dat ik daar heb gewoond heb ik uiteraard de nodige persoonlijke veranderingen aan de woning aangebracht. De gekleurde muur in de gang, de grote spiegel en het schilderij in de kamer, gordijnroedes en voorzetramen; allemaal zaken die deze woning mijn woning maakten en die ook op een bepaalde manier herinnerden aan gebeurtenissen uit de periode dat ik daar woonde. Mijn toenmalige vriendin die de whiteboard in de voorkamer vreselijk vond, die paar keer dat ik met een paar studenten Risk heb gespeeld, de eerste keer dat ik mijn geliefde hier ontving; dit totaal van alledaagse ervaringen maakten dat ik mij via een verticaal autobiografisch narratief met deze specifieke plek in de ruimte verbonden voelde. Deze plek was voor mij anders dan alle andere plekken op de wereld: het was mijn woning.

Tijdens de werkzaamheden die ik van de makelaar aan het appartement moet verrichten kwam bij mij de analyse naar voren dat het werk feitelijk niets anders betrof dan het transformeren van het betekenisvol geheel in een homogene plaats-ruimte. Het doel van al dit werk, wat uiteraard niet expliciet zo door de makelaar was uitgesproken maar wel impliciet duidelijk gemaakt, was de eliminatie van alle persoonlijke kenmerken en historische of autobiografische binding met deze ruimte, waardoor deze opnieuw ingevuld kon worden door de nieuwe bewoner. Het weghalen van een schilderijtje of het vastlijmen van een al tijden loshangende plafondplaat is niet eenvoudig dat weghalen of vastlijmen: elke actie brengt de ruimte, waarin de woning tevoorschijn kan komen, weer wat duidelijker naar voren. Uiteindelijk is er dan geen sprake meer van een woning, maar van een potentieel: iets dat de mogelijkheid biedt om woning te worden. Het eerste dat de nieuwe bewoner zal doen is haar (het betreft een dame) eigen spullen in de ruimte zetten, het appartement inrichten en hier haar eigen persoonlijke invulling aan geven. Zij zal de ruimte, die het appartement nu is, weer tot stand brengen door er haar eigen woning van te maken.

Mijn voormalige onderbuurvrouw stelde in een reactie op mijn post op Facebook over deze verhuizing dat het loslaten toch wel moeilijk is. Hoewel ik het appartement in kwestie inmiddels volledig heb losgelaten, kan ik toch niet nalaten de hoop uit te spreken dat de nieuwe bewoonster hier een beetje fatsoenlijk mee omgaat. Ondanks dat dit niet meer mijn woning is en ik de binnenruimte waarschijnlijk nooit meer zal betreden, vormt dit stukje onroerend goed aan de Moesstraat in Groningen toch een belangrijk onderdeel van het betekenisvolle geheel dat mijn autobiografisch narratief heet.

Comments (1)

  1. Pingback: De verhuizing – Mandarin Magazine

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *