Giorgio Vasari and the Invention of Arts
Introductie
Ik kocht dit boek bij de ‘Opera Laboratori Fiorentini’: de boekhandel tegenover de Galleria dell’Academia in Florence. Hoewel ik natuurlijk wel bekend was met Vasari en zijn boek over de levens van de belangrijkste kunstenaars in zijn tijd (“De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten”), had ik me daar nooit echt in verdiept. En met name de ondertitel van dit werk sprak me aan: de veranderende rol van de kunsten in de zestiende eeuw en de rol die de Medici daarin hebben gespeeld vormen een centraal onderdeel in mijn lessen over de verhouding tussen kunst en techniek, dus meer informatie hierover is altijd welkom. Ik hoopte met dit boek een mooi overzicht van de ideeëngeschiedenis en -ontwikkeling ten tijde van de Medici in huis te halen, hopelijk rijkelijk geïllustreerd met werken en gerelateerd aan socio-politieke ontwikkelingen van die tijd. Hoewel ik het boek met veel plezier gelezen heb, was deze hoop toch een beetje ijdel.
Korte samenvatting
Het boek volgt de ontwikkelingen van de Italiaanse Renaissance, en de belangrijkste kunstenaars uit die tijd, vanuit een min of meer chronologische opzet. Na de introductie zijn er drie delen, waarvan de opzet niet ze 123 helder is. Als ik een gok zou moeten doen, zou ik zeggen dat het eerste deel gaat over de voorgeschiedenis van Vasari en de Renaissance, het tweede deel over de Renaissance zelf en het derde deel over de nadagen van Vasari en de receptie van zijn Levens. In dertig hoofdstukken (van bijzonder verschillende lengte) komen de belangrijkste kunstenaars en andere personen langs, die in hun historische context worden geplaatst. De centrale persoon hierbij is, vanzelfsprekend, Vasari, vanuit wiens perspectief de biografieën en werken worden besproken.
Op een bepaalde manier zou je kunnen zeggen dat dat dit werk een hedendaagse hertaling is van het oorspronkelijke boek van Vasari: dikwijls worden er lange citaten uit De Levens opgenomen en ik vermoed dat de artiesten die in dit boek besproken worden dezelfde zijn als die in De Levens de hoofdmoot vormen.
De auteurs
Ingrid Rowland is hoogleraar Italiaanse kunst, architectuur en geschiedenis. Hoewel ze verbonden is aan de universiteit van Notre Dame in Indiana, woont ze in Rome. Ze heeft redelijk wat titels op haar naam staan, met name over de Renaissance, maar bijvoorbeeld ook over Giordana Bruno.
Noah Charney is een Amerikaanse kunsthistoricus en novellist die gespecialiseerd is in zeventiende eeuwse Romeinse beeldhouwwerken. Hij heeft zijn doctoraal in kunstgeschiedenis gehaald aan de Universiteit van Ljubljana, met een dissertatie over de Sloveense architect Jože Plečnik.
Redenen om dit boek niet te lezen
Mijn grootste bezwaar met dit werk is dat het zijn ondertitel niet nakomt. Hoe interessant ook, we lezen in dit boek niets over de veranderende ideeëngeschiedenis ten tijde van de Renaissance, die uiteindelijk leidde tot de ontwikkeling van de fijne kunsten (Kunst, met hoofdletter K en in het enkelvoud). Hoewel Vasari, ondersteund door de familie van de Medici, hier een cruciale rol in heeft gespeeld, zijn Academia delle Arti del Disegno de eerste formele kunstopleiding was, en de Galleria degli Uffizi één van de eerste musea in de moderne zin van het woord was, komen al deze onderwerpen, ontwikkelingen en veranderingen maar mondjesmaat ter sprake. Illustratief hiervoor is de manier waarop Rowland en Charney schrijven over de ‘ondertekening’ door Michelangelo van één van zijn beeldhouwwerken:
One morning Michelangelo had gone to the place where the pietà stands and observed a number of Lombards who were praising it loudly. One of them asked another the name of the sculptor, and he replied, “our Gobbo of Milan’. Michelangelo said nothing, but he resented the injustice of having his work attributed to another, and that night he shut himself in the chapel with a light and his chisels and carved his name on it. (p.209).
Dit citaat komt direct uit De Levens zelf, maar de auteurs laten na te beschrijven wat een verandering dit was: in deze periode begon net het ondertekenen van kunstwerken in zwang te raken (wat we bijvoorbeeld ook zien bij Jeroen Bosch), en dat vormt een grote verandering ten opzichte van de kunsten voor deze tijd. Rowland en Charney hadden er beter aan gedaan dit verhaal niet anekdotisch te gebruiken, maar hier een heel concrete en gedetailleerde analyse van de veranderende metafysica in deze periode aan op te hangen.
Er zijn nog wat kleine punten aan te merken op dit boek. De auteurs kiezen er voor om de artiesten afwisselend bij de voor- en achternaam te noemen. Zo heet Vasari af en toe Vasari en af en toe Giorgio. Ik begrijp de wens om herhalingen te voorkomen, maar het zou toch beter geweest zijn wanneer de kunstenaars consequent dezelfde naam hadden gekregen (dus Michelangelo en niet soms Buonarotti).
Hoewel het boek vergezeld wordt van een stamboom van de belangrijkste leden van de Medici familie, miste ik een chronologisch overzicht van de belangrijkste artiesten die besproken zijn. Dat heb ik dus maar zelf gemaakt. Verder zouden er wel wat meer afbeeldingen in het boek opgenomen mogen worden.
Redenen om dit boek wel te lezen
Desondanks is dit een heel fijne, goed leesbare en informatieve introductie in de belangrijkste protagonisten, werken en gebeurtenissen van de (met name Italiaanse) Renaissance. Het werk van Vasari zelf (De Levens) is voor moderne lezers wat taai, lang en droog (zeg ik op basis van een paar pagina’s die ik heb gelezen, dus ik kan me vergissen), dus het is prettig dat er een moderne hertaling van gegeven is.
De onderwerpen en werken die besproken worden zijn zeker interessant en vormen goede kapstok om dingen verder uit te zoeken. Als het het doel van een dergelijk boekje is om de lezers te motiveren verder onderzoek te doen (en welk boekje is dat niet), dan zijn Rowland en Charney hier prima in geslaagd.
Conclusie
Al met al is dit een fijn boekje dat misschien niet helemaal waar maakt wat het belooft, maar wat zeker een goed begin vormt voor een uitgebreide studie naar de Italiaanse Renaissance.