Mens en Dier

Boekbespreking Mens en Dier; de band tusssen ons en andere dieren. Maarten Reesink, Boom 2021.

Dit boek kreeg ik van goede vrienden voor m’n verjaardag. Al sinds mijn jeugd ben ik geïnteresseerd in de verhouding tussen mensen en andere dieren, en veel van de klassieke literatuur hierover (Singer, Nussbaum, Saffran-Foer) heb ik ook al bestudeerd. Dit werk biedt dan ook niet heel veel nieuws, maar geeft wel een fijn overzicht van verschillende aspecten, opvattingen en ideeën in deze verhouding en laat hier en daar toch nog wel grappige of opvallende aspecten zien.

De auteur
Maarten Reesink is verbonden aan de faculteit Mediastudies van de UvA. Zijn onderzoeksgebied is, niet geheel onverwacht, mens-dier-studies, en hij heeft op dit gebied al redelijk wat artikelen en andere media-uitingen op z’n naam staan.

Het werk
Het boek is, volgens de auteur, geschreven voor ‘dierenmensen’: mensen die diets met dieren hebben, die hun leven delen met een hond, een kat of een ander dier en voor wie dit een bron van intens levensgeluk betekent, een band voor het leven tot de dood hen scheidt (p.9). Het vormt een brede inleiding in het relatief nieuwe vakgebied van dier-mensstudies en behandelt deze relatie vanuit zeer diverse perspectieven.

In tien hoofdstukken (van nagenoeg gelijke lengte: dertig pagina’s) komen evenzoveel van dergelijke perspectieven langs. Zo gaat het bijvoorbeeld over de historische verhouding tussen mensen en dieren (H3), dieren in populaire en mediacultuur (HH4 en 5), dieren in het wild (H7) of dieren in de toekomst (H10). Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een sectie ‘Verder lezen’, waarin een uitgebreide en toegelichte literatuurselectie is opgenomen.

Reesink put uit een diversiteit van modaliteiten om de verhouding tussen mensen en andere dieren te duiden. Zo refereert hij aan de filosofie, literatuur, poëzie, maar ook film, animatie, muziek en populaire cultuur. Een centrale plaats in dezen wordt ingenomen door Disney (hij staat zowel in hoofdstuk 4 als hoofdstuk 5 meer of minder centraal). Volgens Reesink heeft de zogenaamde ‘cute response’ op de dieren uit het disney-bestiarium een grote rol gespeeld in de popularisering en de antropomorfisering van de dierenwereld.

Maar ook de meer serieuze onderwerpen passeren in het werk de revue. Zo wordt het begrip Umwelt uitgebreid behandeld (§6.4), komt Ned Block vleermuis uitgebreid ter sprake (§2.7), en wordt de hele ethische discussie via Rawls en Singer besproken (§9.2). Voor de geïnteresseerde en geïnformeerde lezer komt hier niet per se heel veel nieuws langs, maar het is zonder meer lovenswaardig om al deze materie in één overzichtswerk te behandelen.

Redenen om het boek niet te lezen
Hoewel het boek lekker vlot is geschreven en elk hoofdstuk voorafgegaan wordt door een fraaie foto, zijn er toch wat zaken die me tijdens het lezen begonnen te irriteren. Allereerst de keuze om elke paragraaf vooraf te laten gaan door een korte beschrijving van wat er ons in die paragraaf allemaal te wachten staat (‘waarin de morele kritiek…‘, ‘waarin de wilde dieren…‘). Op zich wellicht een grappig idee, en zeker een vorm die kan bogen op een oude literaire traditie, maar toch van zo’n aard dat ik het na een paragraaf of tien wel had gezien en deze inleidende zinnen maar ben gaan overslaan.

Een ander punt van kritiek is dat er wel heel veel gesproken wordt over ‘daar komen we later nog op terug‘, of ‘zoals we daar en daar zullen zien‘. Met name hoofdstuk 6 schijnt in het hele boek nogal centraal te staan, want daar wordt in de tekst erg vaak aan gerefereerd. Opvallend detail: na hoofdstuk 6 veranderen dit soort opmerkingen in ‘zoals we hebben gezien‘ of ‘zoals al besproken is‘.

Inhoudelijk filosofisch vind ik evenwel het belangrijkste kritiekpunt dat Reesink van mening is dat we de taal moeten aanpassen om ervoor te zorgen dat dieren meer in hun recht komen te staan. In het kader van het ‘ecofeminisme‘ (een verkeerde term die hij – vermoed ik – munt om de emancipatie van dieren te beschrijven, p.172, p.318), zouden we ons vocabulaire aan moeten passen: niet langer spreken van kalveren, maar van koeienkinderen; niet langer speken van kattenpoten, maar van kattenvoeten, enzovoort. Net als bij emancipatie van alle achtergestelden lijkt me dit echter geen kwestie van anders spreken, maar anders doen – een aspect dat door Reesink overigens geenszins wordt onderbelicht.

Redenen om dit boek wel te lezen
Mens en Dier is een heel helder en toegankelijk boek voor iedereen die geïnteresseerd is in de verhouding tussen mensen en andere dieren. De vele voorbeelden uit de actualiteit, de media en de kunsten maken dat het geheel een gevoel van urgentie oplevert – het laat zien dat de discussie over deze materie geen academische introspectie is, maar daadwerkelijk nu in het alledaagse leven voor veel mensen een belangrijke en fundamentele aangelegenheid is. De vraag naar de biologische hiërarchie, de rechtvaardiging van de vernietiging van soorten en habitats, of de legitimiteit van het eten van dieren zijn allemaal gespreksonderwerpen die allang hun geitenwollensokkenkarakter achter zich hebben gelaten en in het algemene maatschappelijke discours terecht zijn gekomen.

Het overzicht dat het werk biedt levert, behalve de waardevolle voorbeelden, ook nog wel nieuwe inzichten en ideeën op. Zo was ik zelf niet bekend met het acronym HIPPO (voor Habitat Loss, Invasive species, Polution, Population and Overharvesting), en ik kan me voorstellen dat er zo voor iedere lezer nog wel interessante nieuwe en verhelderende inzichten te vinden zijn.

Tenslotte: een centraal punt in het boek is het idee van terugkijken. Wanneer we een dier aankijken, kijkt het dier ons ook terug aan. Het moet er om gaan het individu dat achter deze blik verscholen gaat met respect tegemoet te treden; niet op voet van gelijkheid, maar toch zeker op de voet van gelijkwaardigheid. Het gaat erom de ander in zijn waardigheid te laten.

Als ze vrij zijn

Als ze vrij leven, zijn koeien groepsdieren die leven in familieverbanden van tientallen tot enkele honderden dieren. Ze open een paar kilometer per dag, grazen en herkauwen, spelen, kibbelen soms, hebben intensieve contacten met hun familieleden en soms met mensen. Ze leven zo’n twintig jaar – als ze vrij zijn.

Als ze vrij leven, zijn varkense groepsdieren die leven in matriarchale groepen van twee tot vijf dieren met hun biggen. Ze foerageren zo’n uur of zes per dag, voor voedsel en plezier, slapen veel, spelen, ruziën en hebben intensieve contacten met hun familie en soms met mensen. Ze leven zo’n vijftien tot twintig jaar – als ze vrij zijn,

Als ze vrij leven, zijn kippen groepsdieren die even in groepen met één haan en meerdere hennen. Ze foerageren de hele dag, waarbij ze vaak kilometers per dag afleggen. Ze slapen veel, spelen ruziën en zijn zeer sociaal met hun familie en soms met mensen. Ze leven vijf tot tien jaar, soms zelfs nog langer – als ze vrij zijn.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *