EP12: Ontofylogenetische tertiaire retentie

Het menselijk geheugen kent volgens de Franse filosoof Bernard Stiegler drie ‘lagen’. Zoals alle dieren hebben ook mensen een geheugen van de soort, dat is vastgelegd in het genoom. Weten hoe je beweegt, hoe je eet en slaapt, dat zijn zaken die onze soort in de loop van de evolutie heeft ‘geleerd’, die we op een specifiek menselijke manier doen en die niet zo heel snel veranderen. De tweede laag, die we eveneens met de dieren delen, is het geheugen van het individu. Autobiografische informatie, bepaalde handelingen of dingen die je juist wel of niet moet doen; allemaal zaken die dankzij de plasticiteit van het neurale systeem onthouden kunnen worden.

In tegenstelling tot andere dieren hebben mensen echter ook techniek om dingen te onthouden. Dankzij techniek kan individueel verworven kennis op andere individuen of volgende generaties worden overgedragen via een niet-biologische weg. Een elementair voorbeeld is het schrift, dat ons in staat stelt kennis van individuen die duizenden jaren geleden leefden tot ons te nemen. Maar ook de afslag van een vuursteen vertelt ons iets over het individu dat deze afslag verrichtte en de cultuur waarin hij leefde. Zo wordt organisch opgedane kennis via het anorganische overgedragen.

Het voorbeeld dat Stiegler gebruikt om zijn punt te verduidelijken is dat van de slaaf uit de Meno van Plato. In een poging duidelijk te maken dat iedereen latente kennis in zich heeft die hij alleen maar hoeft te activeren, wordt een slaaf gevraagd een meetkundig probleem op te lossen (82b-86c). Om dit probleem, en de oplossing, inzichtelijk te maken, gebruikt de slaaf een stok om (onder begeleiding van Socrates uiteraard) tekeningen in het zand te maken om dit probleem en de oplossing daarvan inzichtelijk te maken. Het zand kan de noodzakelijke karakteristieken van de figuur veel beter onthouden dan de geest van de slaaf.

Dit voorbeeld is een illustratie van Stieglers centrale these, dat het menselijk geheugen altijd technisch van aard is: “de anamnèsis (de herinnering) wordt altijd ondersteund en belichaamd door een hypomnèsis (een mnemotechniek)” (Stiegler 2014, p. 50). De slaaf van Meno moet een figuur tekenen om de beredenering te kunnen voltrekken (te kunnen ‘hervinden’); hij moet het probleem exterioriseren om ermee in dialoog te kunnen treden en het op te kunnen lossen. Het is dit exterioriseren dat volgens Stiegler het mens-zijn bepaalt: fabricage en expressie van werktuigen en gedachten. “De mens is een wezen dat zijn strijd om het leven voert met niet-biologische organen, dat wil zeggen met kunstmatige organen, hetgeen de technieken zijn.”(op.cit., p.59)

Het menselijk geheugen, zo vervolgt hij, is onlosmakelijk verbonden met de techniek in de zin dat het ontofylogenetisch is (p. 62). Dit neologisme is een samenstelling van de woorden ontogenese en fylogenie. Ontogenese, oftewel ontwikkelingsfysiologie, betreft de groei van individuen van een bepaalde soort door de groei en differentiëring van individuele cellen. Het externe, technologisch geheugen van een individu ontstaat gelijktijdig met dat individu en is er een inherent onderdeel van. Mijn persoonlijke herinneringen zijn bijvoorbeeld gekoppeld aan specifieke foto’s, stukken muziek of brieven (zie ook McCarty and Wright 2007, H2).

Fylogenie, het tweede deel van het door Stiegler gemunte woord, is de beschrijving van hoe groepen of soorten uit andere groepen of soorten ontstaan. Men spreekt in dezen van een fylogenetische stamboom. Fylogenie en ontogenese zijn nauw met elkaar verbonden: de eerste geeft aan hoe een soort tot stand is gekomen en de tweede beschrijft hoe de individuen van die soort uit afzonderlijke cellen ontstaan. De derde laag van het geheugen is fylogenetisch omdat het voor de ontwikkeling van de menselijke soort net zo belangrijk is als de genen van die soort. Stiegler spreekt hier van een intergenerationele drager van de accumulatie van het menselijk weten (p. 62).

Het is duidelijk dat de techniek de wereld van de menselijke soort en het menselijke individu bepaalt. Volgens Stiegler wordt echter zowel in de klassieke als de hedendaagse metafysica het belang van deze derde laag van het geheugen, de tertiaire retentie zoals hij dat noemt, veronachtzaamd. Zijn filosofie is een eerste aanzet dit hiaat in de filosofie weg te werken.

Verder lezen

McCarty, J.J. and P. Wright (2007), Technology as Experience. Boston, Mass:MIT Press.

Stiegler, B. (2014), Per toeval filosoferen. In gesprek met Élie During (vertaald door Pieter Lemmens), Zoetermeer:Klement.

Comments (1)

  1. Pingback: EP36: afscheid van een woning | Over kunst, filosofie en techniek

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *