EP54: Religie en verbondenheid

Willow
In ‘Grave’, de laatste episode van seizoen zes van Buffy the Vampire Slayer, wordt Tara, de vriendin van Willow, door een verdwaalde kogel geraakt en vermoord. Zinnend op wraak zet Willow (inmiddels weer veranderd in Dark Willow) al haar magische kranten om de daders te doden. Pogingen van Buffy (en de rest van de Scooby Gang) om haar tegen te houden blijken vruchteloos en alleen de ineens teruggekeerde Rupert Giles lijkt nog een serieuze tegenstander te zijn. Giles, die in Engeland voorzien is van geheime krachten, gaat het gevecht met haar aan, maar lijkt uiteindelijk ook het onderspit te moeten delven; Willow, moegestreden maar niet verslagen, maakt gebruik van dit moment om die geheime krachten van Giles af te tappen (bij wijze van a little pick me up).

Door de combinatie van deze krachten (die van haarzelf en die van Giles) verkrijgt Willow een macht als geen sterveling ooit tevoren – een macht die zich manifesteert in de volledige verbondenheid die zij nu voelt, een verbondenheid met alles en iedereen. Zij voelt alle emotie, alle pijn. Ze is niet langer in staat het grote lijden van het zijn te negeren, maar wordt er juist door overrompeld en overweldigd. “It doesn’t have to be like this; you can stop it”, zegt Giles, maar de enige manier die Willow ziet om dit lijden te eindigen, is door de wereld te vernietigen.


Serres
Aan deze scene moest ik denken toen ik onlangs Michel Serres’ etymologie van religie las:

Men zegt dat het woord religie twee bronnen of oorspongen kan hebben. Ten eerste zou het kunnen teruggaan op het Latijnse woord ‘religare’, dat verbinden betekent. De tweede oorsprong zou religie herleiden tot ‘verenigen’, ‘verzamelen’. Maar nooit zeggen ze welk sublieme woord door de taal tegenover het religieuze wordt geplaatst, om het te ontkennen: onachtzaamheid. Wie geen religie heeft, moet zich niet atheïstisch of ongelovig noemen, maar onachtzaam. Het begrip onachtzaamheid zegt veel over onze tijd. (Serres 1992;75, geciteerd in Latour 2017;219)

Serres definieert hier religie op een negatieve manier: niet door te omschrijven wat het is, maar vooral door aan te geven wat het omgekeerde is. Vanuit dit licht bezien gaat religie over samenleven en gemeenschappelijkheid, over empathie en mededogen, over de mogelijkheid zelf de pijn en het lijden van de ander te voelen. Het gevoel dat Willow in extreme mate ervaart, kunnen we allemaal herkennen, wanneer bijvoorbeeld iets of iemand die ons na aan het hart staat iets wordt aangedaan of overkomt – een gevoel dat ons ervan weerhoudt de ander te veronachtzamen. Dit gevoel krijgt een religieuze component, wanneer we het uitbreiden naar mensen die we niet kennen, maar waarmee we ons wel verbonden voelen. Op die manier ontstaat er een samenleving die groter is dan de directe bloedlijn; een samenleving die, in de woorden van Benedict Anderson, imaginair is.

Vanuit de archeologische record is aannemelijk te maken dat het ontstaan van grotere (en complexere) samenlevingen gepaard gaat met het ontstaan van religie, met het ontstaan van goden (zie vooral Cauvin 1995). Door het oprichten van gemeenschappelijke monumenten en het creëren van een gemeenschappelijke iconografie ontstaat een waardensysteem dat zowel geografische als chronologische beperkingen doorbreekt – het verbindt ons met onbekenden uit een ander gebied, maar ook met onze voorouders en nakomelingen (Watkins, 2008). Het fundamentele aspect van het religieuze wereldbeeld, de grote verdienste hiervan, is dus verbondenheid, een gevoel van verantwoordelijkheid voor het andere, het jezelf in een gedeelde wereld zien.

The great merit of traditional religious world-views (which naturally must be distinguished from their role in the legitimation of specific systems of domination and exploitation) has been their concern with man-in-the-cosmos, an as species being, and the contingency of life. (Anderson 1983;10)

Nietzsche
Deze analyse van religie geeft een ander inzicht in de gevolgen van de dood van God, zoals die door Nietzsche is verkondigd. Binnen het wetenschappelijk wereldbeeld, met het daaraan gekoppeld individualisme dat ons via Descartes, Locke en Kant is overgeleverd, is geen plaats voor een betekenis die zich onttrekt aan kwantificeerbaarheid (zie ook Dreyfus and Taylor 2015;25). De ‘messen van de wetenschap’ hebben niet alleen God gedood, maar tevens (of als gevolg van die theocide) het verband tussen de mens en de kosmos doorgesneden. Er is geen verbondenheid meer met de onbekende ander, geen gevoel meer van een gedeelde verantwoordelijkheid, geen beeld meer van de mens als onderdeel van een grotere kosmos. De door de wetenschap aan zichzelf overgeleverde individuele mens vind geen betekenisvolle antwoorden meer op vragen die betrekking hebben op de menselijke conditie (en Willow haar grote lijden). De verdienste van het religieuze wereldbeeld, zoals hierboven beschreven door Anderson, staat dan ook duidelijk tegenover de grote zwakte van het positivisme:

The great weakness of all evolutionary/progressive styles of thought, not excluding Marxism, is that such questions [concerning the burden of human suffering] are answered with impatient silence (ibid.)

Dit verschil in metafysica (Anderson spreekt in een voetnoot over the abyss between protons and the proletariaat) is minder triviaal dan het op het eerste gezicht misschien lijkt. Het verdwijnen van een gemeenschappelijk grond en een gevoel van verbondenheid leidt er toe dat we alles wat niet direct in ons eigen belang is veronachtzamen – een proces dat door het marktdenken en de kapitalistische metafysica de laatste paar decennia in een stroomversnelling is geraakt. Wanneer God dood is, zo verzucht broer Ivan Kazamarov, dan is alles gepermitteerd (Dreyfus and Kelly, 2015;44). Het uithollen van de verzorgingsstaat, de onverantwoordelijke omgang met onze leefomgeving en de misstanden in de bio-industrie zijn slechts drie voorbeelden van de geperverteerde gevolgen van dit proces… het begrip ‘onachtzaamheid’ zegt inderdaad veel over onze tijd.

Nietzsche meende dat het wetenschappelijk wereldbeeld en het individualisme uiteindelijk tot een betere, sterkere mens zou leiden, dat we ons leven eindelijk in vrijheid en vreugde zouden kunnen leven. De mens die de nieuw herwonnen vrijheid niet aan zou kunnen, die heimwee zou krijgen naar vaste grond onder zijn voeten, zou eenvoudig uitsterven; de enige manier om als soort te overleven is wanneer elk individu zelf een soort god zou worden – een god met vergelijkbare krachten als Willow heeft aan het eind van seizoen zes.

Willow
De macht die Willow ervaart heeft weliswaar tot gevolg dat ze zich verbonden voelt met alles en iedereen, maar ook dat ze zich om die reden geroepen voelt een eind te maken aan het grote lijden – om, in haar eigen woorden, de wereld te redden. De enige mogelijkheid die ze daarvoor ziet, is door alles te vernietigen (by destroying it; it’s the only way). In het licht van het bovenstaande is het mooi om te memoreren dat het uiteindelijk Xander is die deze radicale oplossing een halt toeroept – niet met geweld, maar door te appelleren aan hun verbondenheid door vriendschap en door liefde.

Literatuur
Anderson, B., 1993, Imagined Communities. Verso
Cauvin, J., 1995, Naissance des divinités, naissance de l’agriculture. CNRS Éditions
Dreyfus, H. and S.D. Kelly, 2011, All Things Shining. Reading the Western Classics to Find Meaning in a Secular Age. The Free Press.
Dreyfus, H. And C. Taylor, 2015, Retrieving Realism. Harvard UP.
Latour, B., 2017, Oog in oog met Gaia; acht lezingen over het Nieuwe Klimaatregime. Vertaald uit het Engels door Rokus Hofstede en Katrien Vandenberghe. Octavo
Serres, W., 1995, Het contract met de natuur. Vertaald uit het Frans door Roel Kaptein en Robert Lemm. Kok Agora.
Watkins, T., 2008, “Supra-regional networks in the Neolithic of southwest Asia.” In: J. World Prehistorie 2008:21, pp.139-171.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *