EP48: Met voedsel alleen

1.
Tijdens de kerstdagen sprak ik met een bevriend archeoloog over de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Mede vanuit zijn professie verkondigde hij dat hij vond dat mensen tegenwoordig verwende zeurders zijn: iedereen leeft langer dan vroeger en niemand lijdt honger zoals mensen vroeger honger leden. De technologische vooruitgangen van de voorbije paar honderd jaar, de verbeteringen in de gezondheidszorg en hygiène, allemaal zaken die het leven van de mens lang, aangenaam en eenvoudig hebben gemaakt. Ontevreden mensen zoeken, zo was zijn overtuiging, zonder enig historisch besef spijkers op laag water.

Ik meende eigenlijk dat de gemiddelde levensverwachting sinds circa 1800 niet zo heel erg gestegen was, indien je corrigeerde voor kindersterfte. Een snelle zoektocht op internet bracht me evenwel al snel bij de bijzonder interessante site ourworldindata.org, waar me werd duidelijk gemaakt dat deze correctie weliswaar van significante invloed is, maar dat die stijging desondanks heeft plaatsgevonden. Een kind dat in 1845 vijf jaar oud was kon de verwachting koesteren dat het nog 50 jaar zou verder leven. Heden ten dage wordt een vijf jaar oud kind gemiddeld 82 – een verschil van 27 jaar. En hoewel er nog veel honger is in de wereld (in ieder geval meer dan dat het optimisme van mijn vriend rechtvaardigt), zien we ook hier de laatste paar decennia een continue daling van het percentage ondervoede mensen op het totaal van de bevolking. Ik had het dus fout: ontegenzeggelijk is ondanks de snel groeiende wereldbevolking de gemiddelde levensverwachting gestegen, de honger gedaald en de materiële welvaart gegroeid.

life-expectancy

De levensverwachting van een tienjarige is sinds 1750 behoorlijk gestegen

Toch bleef de vraag knagen: mogen mensen niet meer klagen, nu ze langer, gezonder en zonder honger leven?

2.
De verbeterde menselijke conditie is schatplichtig aan de maakbaarheidsgedachte, die in het kielzog van de moderne natuurkunde de hele westerse metafysica is gaan beheersen: het uitbannen van toeval of onberekenbaarheid uit het alledaagse, wat we met Jos de Mul de ‘domesticatie van het noodlot‘ kunnen noemen (De Mul, 2014). Niet langer wordt de mens beïnvloed door de grillen van de goden of het lot; de fysica stelt hem in staat de dingen te berekenen en daarmee te controleren. Deze maakbaarheidsgedachte vindt een materiële manifestatie in de machines die, aangedreven door berekenbare en betrouwbare energieleveranciers, op een snelle en efficiënte wijze materiële zaken produceren die het moderne leven vormgeven.

Het idee van maakbaarheid, gekoppeld aan industriële machinale productiewijzen, werkt uiteindelijk bevrijdend: niet langer gebonden aan een theologisch wereldbeeld kan de mens zich bevrijden uit het lijden van honger en ongezondheid – een bevrijding die er volgens Nietzsche uiteindelijk toe moet leiden dat de mens zelf in een god verandert (Dreyfys & Kelly 2011, p.71). Wanneer Heidegger de essentie van de moderne techniek ziet als een opvorderend ontbergen, een productiewijze waarin alles terstond ter plekke ter beschikking komt te staan, doelt hij op dit aspect: de mogelijkheid die de techniek ons biedt om onszelf en de vruchten van onze arbeid los te koppelen van de aarde, de seizoenen, tradities en gewoonten, of menselijke beperkingen – een mate van beheersing die tot voor twee eeuwen geleden alleen aan de goden was toebedeeld.

Naast alle positieve effecten van dit wereldbeeld, lijkt er echter intussen ook iets wezenlijks verdwenen te zijn. Het verdwijnen van de noodzaak om in het zweet zijns aanschijns zijn brood te verdienen ontneemt de mens ook de mogelijkheid om zich in zijn arbeid te manifesteren. Heidegger heeft aannemelijk gemaakt dat de betekenis die de mens aan zijn wereld geeft gelegen is in de ambachtelijke omgang die hij aangaat met zijn werktuigen. Een bestuurder van een bulldozer ziet andere structuren in de wereld om hem heen dan een wielrenner of een timmerman – structuren die voor hem van betekenis zijn en hem de mogelijkheid bieden zijn werk op een goede manier te doen. Het in-de-wereld-zijn van de mens, het er-zijn, heeft betrekking op deze betekenissen: de ambachtelijke omgang met de werktuigen opent mogelijkheden waarbinnen de mens zich in zijn zijn kan manifesteren.

Net als Marx en Engels ziet ook Heidegger de mens als een arbeidend en producerend wezen (zie Eldred 2015, pp.12-13). Het zoeken en vinden van betekenis in de dagelijkse omgang met de werktuigen is wat de mens tot mens maakt. Een ambachtsman kijkt tevreden naar het resultaat van zijn arbeid en vindt hier voldoening en waardering in. En dat niet alleen: hij voelt ook een zekere verbondenheid met, geborgenheid in, en verantwoordelijkheid voor zijn collega’s en de mensen die van zijn werk afhankelijk zijn, en voor de grondstoffen die hij voor zijn arbeid nodig heeft. Van oudsher zijn complexe(re) menselijke samenlevingen zowel oorzaak als gevolg van het samen dingen maken. Het is de respectvolle dialoog die mensen met elkaar en met hun omgeving aangaan die een menselijke wereld mogelijk maakt. Een manier van werken die door de oude Grieken met ‘poièsis’ werd aangeduid.

Hier wringt hem nu de schoen. De machinale productiewijze gaat voorbij aan deze dialoog, aan dit vinden en openen van betekenissen. De techniek, het opvorderend ontbergen, heeft geen boodschap aan individuele verschillen in een grondstof of een respectvolle omgang hiermee. De machine maakt duizenden identieke exemplaren maar heeft aan het einde van het proces geen enkel voldaan gevoel. In plaats van gezamenlijk het land te bewerken en de oogst binnen te halen, wordt het land bewerkt door één man op een tractor: het zaaien, onderhouden en oogsten gebeurt primair door machines, zoals zo fraai wordt verwoord door John Steinbeck:

Toen het gewas groeide en geoogst werd, had geen mens een warme kluit aarde in zijn vingers verkruimeld en de aarde tussen zijn vingertoppen laten glijden. Geen mens had het zaad aangeraakt of zich verlustigd in zijn groei. De mensen aten, wat ze niet verbouwd hadden, hadden geen band met het brood. Het land werd niet bemind en niet gehaat, het kreeg geen gebeden en geen vloeken.

De technologische metafysica, met haar machinale productiewijze, ontneemt de mens de mogelijkheid betekenis te vinden in de wereld, een zekere doelmatigheid in zijn acties te zien, of waardering te ervaren. There is nothing that cannot be made by a machine, hield Samuel Colt een afvaardiging van het Britse parlement voor in 1854 (McPherson 1988, p.15). Het is opvallend dat Nietzsche zo’n dertig jaar later het woord nihilisme gebruikt als kernwoord van de Nieuwe Tijd: als machines alles wat mensen kunnen en doen beter en efficiënter kunnen maken en doen, wat is dan nog de toegevoegde waarde van het mens-zijn? Wat heeft nog waarde of betekenis als alles alleen maar inwisselbare grondstof is voor machinale productie? Als nergens nog ambachtelijke omgang voor vereist is, hoe moeten we ons bestaan dan legitimeren?

The danger lies not in particular technological advances or technological gadgets, but in the understanding of ourselves and of what we can aspire to that a technological way of life encourages. To aspire to a life that requires no skill to live it well is to embrace the flattened world of contemporary nihilism. (Dreyfus & Kelly 2011, p.214)

tractor_1930

Een tractor kon ineens het werk doen van dertig man.

3.
In de anderhalve eeuw die na Nietzsche is gepasseerd is de techniek tot in alle vezels van het alledaagse doorgedrongen en is de wereld platter geworden dan ooit tevoren. Hoewel dit inderdaad voor voldoende voedsel en een lang en gezond leven heeft gezorgd, vereist dit ook een andere manier van in-de-wereld-zijn. Het is immers niet alleen de beschikbaarheid van voldoende voedsel die de mens werkelijk mens laat zijn: hij is een betekenis-zoeker. Dit extra lange leven moet dus op een betekenisvolle wijze worden ingevuld, en het is juist diezelfde techniek die de traditionele invulling hiervan onmogelijk heeft gemaakt.

De geschiedenis van de twintigste eeuw kan voor een groot deel gezien worden als een zoektocht naar die nieuwe betekenissen (Dreyfus & Kelly 2011, p.44). Wellicht vormt deze zoektocht een deel van de oorzaak van de ontevredenheid. Mensen die klagen zijn dan geen ongeïnformeerde zeurkousen, maar mensen die hun wereld kwijt zijn en met een zekere nostalgie (en wellicht misplaatst romantisme) terugblikken op een periode waarin betekenis nog eenvoudig te vinden zou zijn geweest. Gedreven door een nihilistische grondhouding, voelen zij zich niet gewaardeerd en onzeker over hun toekomst (Bauman 2000, p.161). Hen is de mogelijkheid ontnomen om door hun arbeid een zinvolle invulling aan hun bestaan te geven en daarmee hun wereld tot stand te laten komen.

Literatuur
Bauman, Z., 2000, Liquid Modernity. Cambridge UK:Polity Press.
Dreyfus, H. And S.D.Keyyl, 2011, All Things Shining. Reading the Western Classics to Find Meaning in a Secular Age. New York:The Free Press.
Eldred, M. 2014, Capital and Technology. North Charleston, SC:Artefact
McPherson, J, 1988, Battle Cry of Freedom. The Civil War Era. New York:Ballantine
Mul, J. de, 2014, De domesticatie van het noodlot. De wedergeboorte van de tragedie uit de geest van de technologie. Lemniscaat

Comments (1)

  1. Anja

    Fijn stuk Bart. Ik moest bij het lezen ook denken aan een essay van Rob Wijnberg dat ik hier las. Ook gerelateerd aan de kerstdagen overigens.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *